web analytics

De ruimte innemen en vooral de ruimte openen

Over mijn inzichten in leraarschap met lef en liefde

Lesgeven leek toen ik net begon te gaan over voorbereiden, kennis hebben van de stof en zorgen dat je lessen gaf waarin je ‘wist’ wat leerlingen weten moesten. En dat betekende voor mij toen antwoord hebben op hun vragen en altijd een hoofdstuk verder zijn, net iets meer weten.

Mijn eerste lessen over tekstverklaren in mijn 2 gymnasiumklas  gingen over abstracte begrippen waar ik al jaren niet meer aan had gedacht; over verbanden en signaalwoorden oreerde ik. Ik verzon voorbeeldjes erbij en werkte hard, las alles, want ik moest voorbereid zijn op hun antwoorden.  Als nieuwkomeling volgde ik het systeem dat de methodetoets afnam. Al streefde ik ook  altijd naar ‘iets leuks’ dat aansloot bij de doelgroep –  dat dat voorwaardelijk om de aandacht te trekken was had ik snel begrepen.

Toen ik deze methodetoets afnam, scoorden veel leerlingen een onvoldoende. De nabespreking van de toets herinner ik me nog goed. Sommige onderdelen waren zo fout gegaan dat ik ze uiteraard opnieuw uitlegde. Waarop een jongetje zei: ‘Waarom legt u dit nu pas uit na de toets? Kunt u dat voortaan van tevoren uitleggen?’

Zoals menig startend leraar zal herkennen en erkennen: de ander, de leerling leren begrijpen, zien en ervaren waar zij wat de stof betreft moeilijkheden mee hebben leer je langzaam. In het begin van je lesgeven ben je nu eenmaal erg op jezelf gericht, op JOUW kennis en dat er ook nog  dertig anderen voor je zitten die allemaal op hun eigen manier kennis tot zich nemen en niet altijd iets kunnen met JOUW voorbeelden, dat is de ontwikkeling die elke docent in ons ambacht doormaakt.

Toen ik op de lerarenopleiding kwam werken na zes jaren voor de klas op een havo-/vwo-school,  was dit niet anders. Zelf had ik een eerstegraads diploma en zoveel tentamens als op de tweedegraads opleiding werden afgenomen, had ik zelf nooit gehad. Ik leerde me dus te barsten. Ik kreeg vakken op mijn dagtaak waar ik de boeken voor in ging om ervoor te zorgen dat ik ‘sterk’ genoeg was qua kennis.  Een vak over literatuur van eind 19e eeuw dreef mij tot het uit mijn hoofd leren van cd’s die mijn oud-leraar/professor van de universiteit voor de NRC-academie had ingesproken. Toegegeven, ik had er lol in en ik vermoed dat vele van die verhalen die ik deelde met mijn studenten, overkwamen door mijn enthousiasme. Als ik nu echter eerlijk terugkijk, vraag ik me af waar die colleges om gingen? Gingen ze over mij, die mijn verhaal goed wilde doen en sier wilde maken? Of gingen ze ook echt over de mensen voor mij, en wilde ik kijken naar wat zij nodig hadden?


Het eerste inzicht

Het besef dat het soms een Mirjam-kennisshow was had ik wel, maar de angst om niet goed genoeg te zijn overheerste. Lang stond elke les en elk college mijn eigen examen als leraar toch altijd op de eerste plaats.  Het boek The courage to teach van Parker Palmer leerde mij milder te kijken. En daar trok ik mijn eerste lessen uit … het roer moest om, dat wist ik. Mijn lessen konden niet alleen over de kennis gaan, over het goed willen doen, over alles weten. Wat voor sfeer creëerde ik daarmee? Ik zag ook wel dat ik daarmee  de plank goed missloeg, eigenlijk het doel van mijn onderwijs niet volledig benutte.  The courage to teach bracht mij mijn eerste nieuwe handvatten.  Palmer citeert daarin Jane Tomkins, een essayist die zich afvraagt hoe het zo gekomen is dat voor academici het doel vooral is een optreden te verzorgen. Haar antwoord luidt dat dit is ingegeven door angst. Angst voor dat zichtbaar wordt wat je werkelijk bent: een bedrieger, dom, onwetend, een onbeholpen stuntelaar, een zwakkeling die nog geen koe van een paard kan onderscheiden (Palmer, p. 32 2005).

Ik wil niet zeggen dat elke les voor mij om deze angst draaide, maar toegegeven, deze zin resoneert toch enorm als ik denk aan mijn leraarschap van de afgelopen  twintig jaar; en ik herken bij veel van de docenten die ik begeleid, toch ook dat gevoel van ‘altijd moeten weten’, van ‘van repliek moeten kunnen dienen’. En is dat nu juist niet een blokkade voor goed onderwijs?

In 2016 vloog ik naar Amerika om een seminar bij te wonen  van deze Parker Palmer. Hij  opende dit seminar met de zin dat waarachtig leraarschap niet gaat over de ruimte innemen met jouzelf en je kennis, maar dat waarachtig leraarschap gaat over zoals hij dat noemde ‘de ruimte openen en ruimte scheppen voor de ander om er te zijn en zich open te stellen voor het leren’.

Dat faciliteren van de ander vergt van jou als leraar dat je je zeer bewust bent van wie jij bent als mens. Elk mens heeft immers zijn valkuilen zoals de mijne het ‘eeuwige voorbereiden’ is. Daarnaar durven kijken en dat onderzoeken zul je als leraar eerst moeten doen, voor je de ruimte voor de ander kunt openen, want  wat ze in het vliegtuig zeggen ‘oxygon mask first for the parents, then for the child’ geldt ook in de klas. De leraar dient eerst voor zichzelf te zorgen, te zorgen dat hij zijn ruimte voor zichzelf prettig maakt, indeelt zodat hij of zij zich daar goed kan voelen, zodat hij daarna de ruimte kan openen voor de echte lessen van het leren.

In mijn geval zal dat dus inhouden dat ik zal voorbereiden en boeken zal lezen. Dat hoort bij me, maar als ik er sta, kan ik  nu door mijn voorbereiding deze juist achter me laten. En op pad gaan met de mensen die voor me zitten. Als je slechts de ruimte in blijft nemen met jouw kennis,  loop je het gevaar dat er een sfeer ontstaat van ‘hier moet je het wel goed doen, want fouten maken mag niet’ en dat, weet ook elke leraar, is natuurlijk funest voor het onbezonnen mogen leren.

Mijn sier parkeren en het echt om de ander laten draaien, dat is de uitdaging.  Het vergt lef om die ruimte te openen, want daarmee geef je een stukje controle uit handen.  En dat heeft elke leraar, of hij van voorbereiden is of niet, te onderzoeken. Hoe kan jij als leraar de controle loslaten? Als dit lukt geeft het je namelijk meer ruimte en tijd om te kijken naar en te observeren wat er voor je gebeurt.  En als ik eens iets doe met groepen wat niet werkt, kan ik nu ook zeggen: ‘Stop, ik zie dat ik jullie in de war breng.’ En dat is eigenlijk mijn tweede grote les die me gevormd heeft, openheid en mezelf inbrengen in de lessen.

Tweede inzicht

De ruimte neem ik nu alleen in met mijn kennis, als het de ander dient. Verder is het mijn taak om hen zich te durven laten zien in het niet snappen en in het schitteren, om hen uit te dagen tot leren. Dat is denk ik waar de magie kan plaatsvinden.

Jezelf inzetten, inbrengen in de relatie ten dienste van de ander, is volgens een andere leraar, Piet Weisfelt, schrijver van boeken als Altijd aardig blijven, de ware kunst van goed leraarschap. De kunst beheersen van het in balans zijn tussen betrokken en deskundig zijn, waarmee je het authentieke contact aangaat. Mijn functie van deskundige nam ik in het begin zo serieus (en wellicht nog altijd) dat ik mezelf niet altijd liet zien maar verstopt bleef achter de kennis.  Hoe meer ik van  Weisfelt leerde over dat de ander zichzelf pas laat zien, zichzelf onthult als jij jezelf onthuld hebt, hoe meer ik me realiseerde hoe waar de titel van Palmers boek is: The courage to teach. Het vergt echt  moed om leraar te zijn. Je brengt jezelf namelijk steeds weer in in de ontmoeting opdat je de ruimte zodanig opent dat de ander zich kan openen en ontwikkelen, in veiligheid.

Hoe vaak hebben wij leraren de neiging om ons achter onze rol, de regels en de stof te verschuilen? Als leerling x zich bijvoorbeeld misdraagt in de les kunnen wij een paar dingen doen. Optie 1 is straf geven en iemand wijzen op zijn fouten. Hiermee blijf jij slechts uitvoerder van een regel en maak je geen contact. Optie 2 is onze irritatie botvieren en de leerling een (figuurlijke) klap geven. Ook dit is een eenrichtingsverkeer waarin de ander niet kan reageren maar slechts kan incasseren. Liever kiezen wij optie 3: na afloop van de les een gesprek voeren en tegen leerling x zeggen: ‘Je haalde in de les het bloed onder mijn nagels vandaan. Vertel, wat gebeurde er bij jou?’ Zo toon je de ander wat de situatie met jou doet en vraag je daarna naar wat het met de ander deed vanuit daar kan de dialoog gaan plaatsvinden. Een dialoog waar ik als leraar wegblijf uit de belerende figuur die wel zal vertellen hoe het moet. Dit belerende nodigt uit tot frustratie en irritatie, de dialoog nodigt uit tot autonomie en vrijheid en werkelijk contact. Een ongeschreven regel is namelijk dat zoveel als ik van mezelf onthul in de ontmoeting, zoveel zal de ander zichzelf laten zien. Als ik dus zakelijk blijf en mij achter mijn zakelijke teksten over straffen etc zal verstop, dan nodig ik de ander uit om ook uit contact te gaan.

Het vak van het doceren is een ambacht waar je veel (vak)kennis en vaardigheden voor moet opdoen. Maar wil je deze kennis en kunde echt tot leven brengen bij de mensen die tegenover je zitten, dan is het belang van ruimte nemen, krijgen of geven voor zelfonderzoek van belang. Bewust geven wij immers les in een vak, in de kennis, maar onbewust geven wij les in wie wij zijn; leven wij voor hoe je in het leven kunt staan. En dat is voor jonge mensen in de bloei van hun leven de belangrijkste les om mee te krijgen, deze zijnslessen. De kennis en de kunde  kunnen op deze vruchtbare bodem zelf groeien. 

Na alle jaren geniet ik nog altijd van kennis opdoen en van het voorrecht mijn deskundigheid te mogen doorgeven. Ik zal nooit stoppen met voorbereiden en kennis tot mij nemen, maar ik weet dat naast dit onderdeel er een heel wezenlijk onderdeel is wat de echte magie van het lesgeven teweeg brengt. Daarom ga ik mij nu richten op het ontwikkelen van een plek waar leraren, waar mensen die met mensen werken, hun eigen instrument kunnen ontwikkelen. Zoals Gert Biesta zegt: waar het gaat over de persoonsontwikkeling van de leraar zelf. Voor alle leraren die hun vak met lef en liefde willen blijven aanbieden opdat zij tevens de liefdeslessen zo voorleven dat we leerlingen vanzelf tot persoonsvorming krijgen. Het zuurstofmasker zullen we namelijk eerst onszelf moeten toedienen voordat je het een ander kan opzetten.

Mirjam Gilhuis

Bibliografie:

Biesta, Gert Het prachtige risico van onderwijs, Utrecht 2020
Palmer, Parker, Leraar met hart en ziel, Groningen 2005

Weisfelt, Piet, Altijd aardig blijven, Heerde 2017

Leave a Reply

*